Voorvrucht

De meeste gewassen zijn in principe geschikt als voorvrucht voor aardappelen. Toch is uit onderzoek  gebleken, dat een aantal voorvruchten tot opbrengstverlaging aanleiding kan geven. Dit geldt in de eerste plaats suikerbieten, die in een 1 op 3 rotatie ten opzichte van graszaad tot een 9% lagere aardappelopbrengst leidden. Ook vlinderbloemigen als peulvruchten, rode klaver en luzerne bleken echter minder goede voorvruchten, met name voor rassen die gevoelig zijn voor Verticillium. Rode klaver en luzerne voor aardappelen gaven opbrengstdalingen bij het ras Bintje van circa 5% ten opzichte van haver als voorvrucht. Bintje-opbrengsten na erwten bleken gemiddeld over 15 jaar 5% lager dan na graszaad. Voor droge erwten en veldbonen is aangetoond dat deze opbrengstreductie veroorzaakt werd door Verticillium. Er zijn aanwijzingen dat dezelfde oorzaak ook voor rode klaver en luzerne in het geding is. Grasland, kunstweide en graszaad staan bekend als zeer goede voorvruchten voor aardappelen.

De sterke stikstofmineralisatie na meerjarige kunstweide of grasland kan echter leiden tot een te laag onderwatergewicht of een hoog nitraatgehalte van aardappelen. Ook kan na kunstweide of grasland meer netschurft optreden. Stoppelgewassen en groenbemesters die worden ondergeploegd hebben dikwijls een opbrengstverhogend effect op aardappelen. Deze gewassen leveren bovendien een bijdrage aan de bodemvruchtbaarheid.