Naarmate het aandeel van aardappelen in het bouwplan groter is, neemt de opbrengst in het algemeen af, zoals enkele vruchtwisselingsproeven hebben aangetoond.
Het blijkt dat - althans in de IJsselmeerpolders bij het ras Bintje - de teeltfrequentie een groot effect op de opbrengst kan hebben. In Westmaas is echter - ook bij Bintje - geen opbrengstverschil geconstateerd tussen 1 op 3 en 1 op 4 teelt. Eén keer in de twee jaar aardappelen leidde wel tot een flinke opbrengstdaling te opzichte van een ruimere vruchtwisseling. Gebleken is dat de opbrengstdaling bij een frequentere teelt op kleigrond vooral wordt veroorzaakt door bodemgebonden ziekten zoals Verticillium, netschurft en in mindere mate Rhizoctonia. Als rassen worden geteeld die tolerant zijn voor Verticillium en/of resistent tegen netschurft dan is de opbrengstdaling als gevolg van frequente teelt gering, zo is uit onderzoek gebleken. Verder speelt ook de verslechterende bodemstructuur bij nauwe rotaties een rol bij de opbrengstdaling. Thans wordt op klei- en lössgrond, respectievelijk op Westmaas en Wijnandsrade nagegaan of de Binje-opbrengst kan worden verbeterd door afwisseling van Bintje met andere rassen.
Behalve de opbrengst wordt ook de knolkwaliteit negatief beïnvloed bij toenemende frequentie van de aardappelteelt. Op "De Schreef" werd een toename van zowel netschurft als het aandeel misvormde knollen in de oogst gevonden.
Op zandgrond blijken minstens zo grote opbrengstreducties als gevolg van een hoge teeltfrequentie te kunnen optreden als op kleigrond. Bij dit door de Landbouwuniversiteit uitgevoerde onderzoek bleken Verticillium dahliae, wortelknobbelaaltjes (Meloïdogyne spp.) en Rhizoctonia solani de veroorzakers te zijn van de opbrengstverliezen.
Bij de keuze van de teeltfrequentie kan, afgezien van economische motieven, ook een besmetting met aardappelmoeheid een rol spelen. Dat geldt met name bij besmettingen met populaties waartegen geen resistente rassen aanwezig zijn. Wat de maximale teeltfrequentie met het oog op een duurzame landbouw mag zijn, is moeilijk precies aan te geven. Vrij algemeen wordt echter aangenomen dat 25% aardappelen in het bouwplan (1 op 4) wel het maximum is.